Bomen tot in de hemel


Dit verhaal heb ik gemaakt voor de startzondag in 2010 van de kerkelijke gemeente De Drie Ranken in Apeldoorn. Over de voorgeschiedenis en het verhaal schreef ik in mijn blog, alhier.


Een spiegelverhaal bij Daniël 4
Om te beginnen wil ik de organisatie bedanken dat ze me hebben uitgenodigd om hier te spreken. Ondanks alles wat er over mij is geschreven en gezegd. Ondanks alles wat ik heb gedaan. Dat ik nu de kans krijg te zeggen dat het me spijt. Het spijt me hoe ik mij heb misdragen om Skys, mijn bedrijf, groot te maken. Hoe ik mensen heb misleid, omgekocht, gebruikt voor eigen gewin en gedumpt als ik ze niet meer nodig had. Het spijt me. Vanaf nu wil ik iedereen recht in de ogen kijken. En ik wil dat iedereen mij in de ogen kan kijken. Vanaf nu wil ik het goed doen met Skys.

Iedereen kent Skys. Na Google en Amazon zijn wij het grootste bedrijf ter wereld dat aan cloud computing doet. Wij hebben honderduizenden computers over de hele wereld. De rekenkracht daarvan verkopen we aan bedrijven. Skys – no limits! Onze slogan kent iedereen ook. Grenzenloos. Grenzenloos, zo gedroeg ik me ook. Concurrenten verpletterde ik. Klanten kneep ik uit met wurgcontracten. En mijn personeel moest voor mij door het stof.

Altijd had ik mijn zonnebril op. Misschien herkenden julie me niet eens zonder die bril. Door de spiegelende glazen zag ik wel de ogen van degene met wie ik sprak, maar zij konden die van mij niet zien. Elk gesprek zag ik als een gevecht. Iedereen met wie ik sprak als een tegenstander die verslagen moest worden. Als ik ze zag zoeken naar mijn ogen, waren ze afgeleid. Als ze afgeleid waren, dan sloeg ik toe

Lang heb ik me niet gerealiseerd dat ik een bang kereltje was. Ik overschreeuwde mezelf. Als ik adviseurs had ingehuurd, deed ik mijn best ze te bespotten: “Zeg, adviseur, wat moet ik doen?”
Een goede adviseur antwoordt dan: “Dat kan ik niet zeggen. Wat is uw doel, uw visie?”
En dan sloeg ik terug: “You tell me. Wat is mijn visie? Wat is mijn droom?”
Dan wisten ze niks meer te zeggen en stuurde ik ze lachend de laan uit.
Er was maar één adviseur die ik regelmatig inhuurde. Daan. Een ZZP-er. Werkte voor zichzelf. Zelf zei hij altijd: “Ik werk voor anderen.”
Waarop ik zei: “De anderen, dat ben ik.”
Hij keek me dan aan. Dat kon omdat hij erop stond dat ik mijn zonnebril afzette als ik met hem sprak. En dat deed ik ook. Hij keek me lachend aan. Hij lachte eerlijk en hij was oprecht. Hij had het beste met mij voor. Hij had het beste met iedereen voor.

Dat ik bang was, drong voor het eerst tot me door toen ik die nachtmerrie had. Ik droomde over een grote boom die groeide tot voorbij de wolken. Terwijl ik naar die prachtige, grote, machtige boom keek, hoorde ik opeens een verschrikkelijk lawaai, een oorverdovend gejank. Ze waren bezig met kettingzagen de boom om te zagen. En toen die met oorverdovend geweld was geveld, gingen de takken eraf. Die werden van groen ontdaan en in stukken gehakt. De stronk die was blijven staan kluisterden ze in ijzeren ketenen.
Badend in het zweet werd ik wakker. Een boom hoger dan de wolken. Cloud computing, Skys – no limits. Het beeld lag nogal voor de hand. Die nacht heb ik geen oog meer dicht gedaan.
De volgende ochtend sprak ik Daan. Die zag meteen dat er iets aan de hand was. Ik vertelde mijn droom en hij zei: “Volgens mij weet je heel goed dat je niet alleen jezelf, maar ook je bedrijf en daarmee heel veel mensen ten gronde richt. Ik heb het je al vaker gezegd: zet die bril van je af en kijk eens goed wat de anderen nodig hebben!”
Maar hoe gaat dat met dromen. Na een paar uur ben je het gevoel kwijt en na een paar dagen ben je de droom weer vergeten. Ik ging over tot de orde van de dag. Tot ik ongeveer een maand later in mijn privé-jet boven de oceaan vloog. Ik had mijn zonnebril afgedaan en zat op het toilet. Toen ik opstond keek ik in de spiegel. Ik meed spiegels zoveel mogelijk, helemaal als ik mijn bril niet ophad. Maar nu stond ik oog in oog met mezelf.
Koude ogen als van een roofdier keken mij aan. Ik zag geen gevoel. Een killer keek mij aan. Misschien vlogen we net in een luchtzak, of maakten we een bocht. Hoe dan ook, ik raakte uit balans en viel. Sloeg met mijn hoofd tegen de wc en daar vonden ze me.
Ik kon me niet bewegen. Ik raaskalde. Ik hoorde alleen maar een stem in mijn hoofd die maar doorbulderde: “Buig! Buig je! Buig, als je weer overeind wilt komen.”
Buigen, ha! Ik boog voor niemand. Als ik zou buigen, zou ik barsten.

Ze brachten me naar een privékliniek. Na een paar dagen kon ik me een beetje bewegen en die nacht liet ik me uit bed vallen en op handen en voeten kroop ik naar buiten, de stad in, de wildernis in. Ik dronk uit plassen en at uit vuilnisbakken. Ik leefde lange perioden in de riolen, tussen de ratten. Altijd had ik me als een roofdier gedragen, nu was ik minder dan een worm. Zeven maanden leefde ik als een paria. Niemand zag me. Niemand keek naar me om.
Tot ik op een dag op een bank in het park wakker werd en een klein kind me met stralende ogen aankeek. Ik keek verrast terug. Ze liep een paar passen, lachte en dribbelde nog wat verder. Ik lachte ook en kroop achter haar aan. Ze liep wat sneller en ik volgde. Ze huppelde en ik huppelde. Het was alsof we samen dansten. Toen bleef ze stilstaan en ik ging door mijn knieën. Even stonden we oog in oog. Ze boog en ik boog ook. Toen opkeek was ze verdwenen. Ik lachte zoals ik nog nooit gelachen had. Ik voelde me herboren. Ik danste en huppelde. En kwam eindelijk weer thuis. Eerst herkenden ze mij niet. Maar toen ik me gewassen had en schone kleren aan had getrokken, kwamen ze met mijn zonnebril. Die sloeg ik af. Samen hebben we boodschappen gedaan en een feestmaal gemaakt. Met zʼn allen genoten we ervan.

Ik heb spijt van hoe ik me heb gedragen. Voortaan wil ik het goed doen.


Creative Commons Licentie
Dit verhaal stel ik beschikbaar onder Creative Commons Naamsvermelding-NietCommercieel 3.0 Nederland License.